Michael Gibbs (1949-2009) was een Engelse kunstenaar die vooral in Amsterdam gewoond en gewerkt heeft. Gibbs was een veelzijdig man. Naast beeldend kunstenaar was hij ook dichter, criticus, redacteur, vertaler, uitgever en docent. Maar Gibbs was vooral geïnteresseerd in taal. Op alle mogelijke manieren ploos hij de taal uit om te achterhalen hoe die werkte, wat de betekenis was en welke transformaties mogelijk waren.
–
Michael Gibbs onderhield een haat-liefde verhouding met taal. Daar begon- en eindigde zijn werk. Notitieboekjes, quotes, aantekeningen waarin een concept tot stand komt (of niet) illustreren zijn worsteling met betekenis. In werken op papier, met klank-poëzie en in zijn performances; door het alfabet te verbranden, te vergiftigen, te vervloeken, met zijn bloed te schrijven, woorden te wissen, ze op te eten, om uiteindelijk de pagina’s zelf uit te snijden waarmee het boek het kader vormt voor de wereld, zoals hij haar ‘leest’. Gibbs droge humor sijpelt niet zelden door in zijn (overigens bloedserieus gepresenteerde) performances. Tenslotte laat hij de ruimtes tussen de woorden spreken in zijn laatst gepubliceerde werk ‘Anthology of blanc books’
Eind 60er- begin 70er jaren was een periode van sociale, politieke en poëtische alternatieven. De naoorlogse generatie Britse kunstenaars en beat-poets waren op zoek naar vernieuwing en werden geïnspireerd door het ‘Destruction in Art Symposium’ (1966), dat Michael Gibbs al op 17 jarige leeftijd bezocht. De reizende ‘Fluxshoe’ tentoonstelling (1972), georganiseerd door fluxus kunstenaar David Mayor en zijn vriend Michael Gibbs, overschreed geografische- en culturele grenzen waarmee de fluxus beweging in Engeland nieuw leven in werd geblazen. Fluxus kunstenaars verspreidden hun teksten en graphics via uitwisselingsprojecten, geïnspireerd door eerdere experimenten van Apollinaire, Marinetti en Schwitters. Michael Gibbs ontwikkelde interesse voor visuele poëzie. Vanuit de Universiteit in Warwick begon hij met de publicatie van zijn kunstenaarsmagazine ‘Kontexts’. Tijdens zijn master aan de Universiteit van Exeter voegde hij zich bij de (inmiddels vermaard geworden) Beau Geste press (met o.a. Philippe Ehrenberg) en publiceerde uitgaven als Gingersnaps, met bijdragen van o.a. Allan Ginsberg en William Burroughs.
In juni 1975 verhuist Gibbs naar Amsterdam waar hij Ulises Carrión behulpzaam is bij het leggen van contacten met uitgevers van concrete/visuele poëzie voor zijn artist’s books shop Other Books & So.
Hij publiceerde, en schreef reviews over de werken van van Marina Abramovich, Pieter Laurens Mol, Sigurdur en Kristjan Gudmundsson, Gerrit Jan de Rook, Raul Marroquin, Reindeerwerk, Ken Friedman, Gabor Tóth Richard Kostelanetz, DavidMayor, Jiri Valoch, J. H. Kocman , Ulises Carrión, Lawrence Weiner, Henri Chopin, Jackson MacLow, Dick Higgins en vele anderen. Gibbs opvattingen over het poëtisch gebruik van taal verschuift naar ‘visual/experimental poetry and language art’, met de door Gibbs geïntroduceerde benaming ‘Langwe Jart’ Hij omschrijft dit zelf als ‘the development of a more conceptual, rather than purely visual (or “retinal”) approach to language experimentation, together with related processes in the fields of photography, video, performance and music.’, geinspireerd en in samenwerking met o.m. John Cage, Greta Monach e.a.
Na ‘Kontexts’ (1969-1977) volgde ‘Artzien’(1978-1982): Een kunstenaars/kunst kritisch blad dat hij zelf produceerde en distribueerde, waarmee de internationale ‘underground culture’ vanuit Amsterdam een platform kreeg. Gibbs was nauw betrokken bij ‘de Appel’ met performances en bij het Stedelijk, o.a. als medeorganisator van de Klankpoëzie manifestatie in ’77. Daarnaast maakte hij tentoonstellingen, onder andere in Galerie A+ (Harry Ruhé) en bij het ‘In Out Centre’ (Amsterdam). Deze periode wordt in de tentoonstellingen uitgelicht: samenwerkingsverbanden, kunstkritiek als kunstvorm en het werk van Michael Gibbs als schrijver, dichter, criticus, beeldend kunstenaar en publicist wordt getoond.
Na 1980
[…] Beeld en taal vormen de pijlers onder ons begrip van de wereld, maar kunnen ook worden ingezet om dat begrip op het niveau van de dagelijkse werkelijkheid te verstoren, zodat een nieuw (politiek) bewustzijn ontstaat. Gibbs hield ervan om gevestigde denkbeelden te verstoren, vastgeroest begrip los te weken en de wereld onzeker te maken door met name de creatieve inzet van toeval. Vanaf de 80er jaren ondervroeg Gibbs’ sociale structuren in zijn foto-tekst werken en installaties door de dialectiek tussen taal en beeld. Als criticus, o.m. voor het blad ‘Perspektief’ en het Engelse tabloid ‘Art Monthly’ leverde hij een royale bijdrage aan nieuwe ontwikkelingen voor een jongere generatie kunstenaars en fotografen. Gibbs vond zijn inspiratiebronnen in de theorieën over taal van Roland Barthes en Jacques Derrida, de politieke filosofie van Frederik Jameson en de stadsanalyses van socioloog Henri Lefebvre. Politiek geëngageerde kunstenaars als Martha Rosler, Allan Sekula en Stephen Willats inspireerden hem, en hij organiseerde tentoonstellingen over en met hun werk, zoals ‘Critical Realism’ in het Rotterdamse centrum voor fotografie Perspektief in 1987 […]
Halverwege de jaren 90 pionierde Michael Gibbs opnieuw aan de wieg van de internetkunst. Zijn netwerkactiviteiten kregen een vervolg door het online magazine ‘Why not Sneeze?’, de ‘kritische gids voor en over internetkunst’, samen met Brigitte van der Sande, waarin hij kunstenaars als Jodi en Mouchette publiceerde. Hij werd voorzitter van het ‘Vrij Media Kafe’ Amsterdam, gaf lezingen, was lid van de raad van de kunst en een gewaardeerd spreker op internationale congressen. Zoals in de Tate Gallery in London in 2001 waar hij zijn zorgen uitte over conservering van netkunst, hetgeen als ‘non issue’ bleek te worden beschouwd door zijn toehoorders. (‘OMG, who cares??’)
Henk Woudsma schreef over Michael Gibbs op zijn blog Kunstenaarsboeken
In de ‘news’ sectie vindt u nog een nederlandstalig artikel uit het Parool.